Het voorbije joodse dordrecht
Willem Wolff: telkens
terug naar Dordrecht
De Visbrug in de binnenstad, volgens het Dordtse archief gefotografeerd in de periode 1910-1921. |
Zonder dat oneerbiedig te bedoelen: de joodse Willem Wolff was een op-en-af- Dordtenaar.
Hoewel geboren in Amsterdam, heeft hij meerdere keren in Dordrecht gewoond, op meerdere adressen. Om een voorbeeld te geven: zijn persoonskaart in het Regionaal Archief Dordrecht meldt dat hij woonde op de Vischbrug, eerst op nummer 54 rood, daarna op 2 rood. Maar wanneer hij zich in de stad vestigde, blijft onvermeld. De kolom ‘Datum van aangifte der verandering’ van de rubriek ‘Huizing’ is leeg.
Dat is weer niet het geval als hij vervolgens verhuist, tot drie maal toe. Dan staat er dat hij op 5 augustus 1926 Buiten Walevest 11 als adres had, op 11 januari 1935 Wijnstraat 84 en op 27 maart 1935 Stationsweg 5 (waar zich overigens Hotel Ponsen bevond). Het heeft er schijn van dat Willem indertijd aaneengesloten in Dordrecht woonde.
Maar in de Dordrechtsche Courant van 3 december 1904 maakte ene Willem Wolff Hzn. bekend dat zijn “geliefde vader” Heijman Wolff te Amsterdam is overleden, “in den ouderdom van ruim 73 jaar”. Onderaan de advertentie staat: “Dordrecht, 30 november 1904” en tegelijk tevens: “Verzoeke van rouwbeklag verschoond te blijven.” In 1904 bevond Willem zich dus óók al in Dordrecht.
En dan nog zoiets: in het bevolkingsregister van Amsterdam staat dat Willem op 18 maart 1916 de stad verliet voor Rotterdam en daarna hij op 28 augustus 1916 naar Dordrecht is verhuisd, naar Groenmarkt 54.
Samengevat valt wel te stellen dat Willem Wolff, die als bankier en procuratiehouder werkzaam was, allerminst afkerig van Dordrecht is geweest. Hij kwam er op en af – en blijkbaar graag. Hoe Willem oogde, kan trouwens niet worden getoond. Er is helaas geen enkel fotoportret van hem gevonden.
In dit verhaal wordt het leven van Willem Wolff geschetst, een leven dat bruut door de nazi’s is beëindigd, in Sobibor op 9 april 1943. Willem is 63 jaar geworden.
Volgens deze pagina uit het Amsterdamse bevolkingsregister hadden Heijman Wolff en Johanna Wolff-Wolff |
De advertentie die Willem liet plaatsen in de ‘Dordrechtsche Courant’ van 3 december 1904, nadat zijn vader was overleden. |
Zeven kinderen
Willem is het een na laatste van de zeven kinderen die Heijman Wolff kreeg met Johanna Wolff. Althans: zoveel kinderen worden vermeld in het bevolkingsregister van Amsterdam. In werkelijkheid zijn het er echter zeker tien geweest. Dat blijkt pas als op de namen van Heijman en Johanna de generalogische website ‘WieisWie’ wordt geraadpleegd. Dan blijkt dat er meer nakomelingen waren, maar dat dezen slechts kort geleefd hebben.
Heijman en Johanna trouwden in Elburg op 16 april 1863. Beiden waren ook in deze Gelderse gemeente, gelegen aan het Veluwe- en Drontermeer, geboren: hij op 13 februari 1831, zij op 28 oktober 1846. Hij was dus al 32 en koopman; Johanna, die van zichzelf ook Wolff heette, nog pas 16. Zij waren neef en nicht van elkaar.
Tien kinderen kreeg het echtpaar, de eerste acht in Arnhem, de laatste twee in Amsterdam. Dit is het overzicht van alle kroost:
1. Isaac, Arnhem,16 juli 1864 – Arnhem, 22 juli 1864 (na zes dagen).
2. Isaac Emanuel, Arnhem, 13 augustus 1867 – Arnhem, 25 mei 1868 (na 9 maanden).
3. Morits (ook geschreven als Moritz), Arnhem, 24 september 1868.
4. Henriëtte, Arnhem, 31 december 1869 – Arnhem, 27 augustus 1873 (na 3 jaar).
5. Isidore, Arnhem, 24 maart 1871.
6. Ernst, Arnhem, 31 december 1872.
7. Anton, Arnhem, 14 maart 1875.
8. Luberta (ook geschreven als Liberta), Arnhem, 14 juni 1877.
9. Willem, Amsterdam, 22 mei 1879.
10. Frederik, Amsterdam, 18 oktober 1881.
De Dordtse archiefkaart van Willem, voor- en achterzijde, met de woonadressen die hij er heeft gehad. |
Een foto van de Buiten Walevest, gemaakt op 10 juni 1941. |
De Wijnstraat op een foto uit de periode 1900-1909, |
Verhuisd
Op 13 mei 1879 verhuisden de ouders met hun eerste, overgebleven kinderen vanuit Arnhem naar Amsterdam, naar nummer 228 van Amstel binnen. Volgens het bevolkingsregister was vader Heijman kassier geweest, maar werkte hij nu als commissionair in effecten. In hun nieuwe woonplaats kwamen er nog die twee kinderen bij: Willem en Frederik. Twee andere kinderen verlieten de stad juist, allebei na negen jaar: Moritz verhuisde op 17 januari 1888 naar Den Haag, Ernst op 5 september 1888 naar Leeuwarden.
Aan het begin van de nieuwe, 20ste eeuw komt vader Heijman te overlijden, op 28 november 1904 in Amsterdam, op 73-jarige leeftijd. Zijn vrouw Johanna sterft zeventien jaar later, ook in Amsterdam, 28 december 1923. Zij is 77 geworden.
Op de website ‘Joods Monument’ heeft ene Roeland Oudejans een korte biografie van Willem geplaatst. Hij schrijft: “Willem groeit op in Amsterdam. In zijn pubertijd verliest hij zijn broer Frederik [op 23 februari 1895, 13 jaar oud, red.]. Als jongvolwassene heeft Willem geen werk en dat is mogelijk de reden dat hij zich vrijwillig meldt voor het leger (1899). Zijn registratie in het Militieregister laat zien dat hij 1,75 meter lang is, bruine ogen, blond haar en een ovaal gezicht heeft.
“Hij dient ten minste zes jaar bij het 2e Regiment Vesting Artillerie van de Oranje Nassaukazerne (‘Br’), wat hoogstwaarschijnlijk verwijst naar het Brabantse Bergen op Zoom. In juni 1901, 22 jaar oud, verhuist naar Rotterdam en gaat hij werken als kantoorbediende. Twee jaar later (juni 1903) verhuist hij naar Dordrecht.” Het is in het jaar daarop dat Willem enkele dagen na het overlijden van zijn vader die advertentie in de Dordrechtsche Courant laat plaatsen, op 3 december 1904.
Hotel Ponsen in de periode 1900-1909. Hier verbleef Willem als gast op 27 maart 1935. |
Dienstbode
In 1913, vervolgt Oudejans zijn relaas, keert Willem terug naar Amsterdam. “Hij woont hier in het centrum. Hierna verhuist hij nogmaals naar Dordrecht (augustus 1916), waar hij werkt als procuratiehouder. Dat betekent dat Willem, zonder dat hij de directeur of eigenaar van het bedrijf is, wel bevoegd is tot handelen namens een bedrijf. Het gaat om het bedrijf dat hij samen met zijn broer runt: ‘Gebroeders Wolff’. Thuis heeft hij een dienstbode in dienst.”
Willem begon in Dordrecht, zoals gemeld, op de Visbrug, eerst op nummer 54 rood, naderhand op nummer 2 rood. [Nummer 54 is waarschijnlijk de oude nummering uit de 19de eeuw, een nummer dat vervolgens 2 rood werd. Tegenwoordig is dit nog altijd nummer 2, red.]
In 1935, meldt Roeland Oudejans, verlaat Willem Wolff Dordrecht. Dit komt overeen met de Dordtse archiefkaart van Willem. Daaruit blijkt dat hij van de Visbrug naar de Buiten Walevest ging, daarna naar de Wijnstraat en ten slotte naar de Stationsweg. Op 27 maart verbleef hij als gast in Hotel Ponsen, slechts voor enkele dagen. Op 2 april vertrok hij naar het Gelderse Epe, naar Villa Tayari aan de Dellenweg B 342.
Hiermee is het op- en af-verblijf van Willem in Dordrecht voorbij. In feite is hij er al bij al enkele decennia blijven wonen.
In zijn navolgende Epese periode sterft zijn zus Liberta, in Amsterdam op 30 januari 1936. Zij is 58 geworden. Liberta was in Amsterdam als 32-jarige op 12 april 1910 gehuwd met de 37-jarige fabrikant van kunstaardewerk Jacob Mozes Lob (Amsterdam, 14 november 1872). Aanvankelijk woonde het echtpaar in Bloemendaal, per 26 augustus 1918 werd het adres in Amsterdam: Koninginneweg 101 huis, daarna per 19 juli 1934: Waldeck Pyrmontlaan 20 I. Twee kinderen kregen zij: Johanna Eleonora (Amsterdam, 5 januari 1911) en Ella Liberta (Amsterdam, 7 april 1913).
Op ‘Joods Monument’ is aanvullend te lezen dat Jacobus (‘Kobus’) Lob oprichter was van de plateelfabriek ‘De Distel’ in Amsterdam. Hij was daarnaast “lange tijd president-regent van het Nederlands-Israëlitisch jongerenweeshuis Megadle Jethomim, bestuurslid van de Bergstichting en had ook nog zitting in de Raad van Arbeid, de Federatie van Instellingen voor Kinderbescherming in Amsterdam (Fika) en in de gemeentelijke blindenzorg. Verder was hij lid van het Comité voor Steun aan in Nederland verblijvende buitenlandse joden en van de Joodsche Raad.
Weduwnaar Jacobus M. Lob is midden in de oorlog overleden, als 69-jarige, op 19 februari 1942. In Het Joodsche Weekblad van 27 februari stond de “eenige kennisgeving” van dit verscheiden.
Blijkens deze advertentie in de ‘Dordrechtsche Courant’ van 21 april 1923 heeft Willem, |
Willem woonde op het laatst in Apeldoorn aan de Loseweg, op nummer 158. |
De persoonskaart van Willem uit het nazi-archief in Bad Arolsen. |
Ongetrouwd
Na bijna vierenhalf jaar verlaat Willem Wolff, die nog altijd ongetrouwd is, Epe en gaat hij in Apeldoorn wonen. Vanaf september 1939 is zijn nieuwe adres: Badhuisweg 149.
Maar daar woonde Willem niet meer toen de oorlog in Nederland uitbrak. In het voormalige nazi-archief in Bad Arolsen is de persoonskaart van Willem te vinden. Daarop staat dat hij op het laatst in Apeldoorn woonde aan de Looscheweg, op nummer 158. De website ‘Joods Monument’ noemt dit adres niet, maar houdt het erop dat Willem “in september 1939” nog in de Badhuisweg op nummer 149 verbleef – wat feitelijk klopt.
Op ‘Joods Monument’ is nog iets over Willem aan te treffen, een mededeling namelijk uit het Algemeen Politieblad, nr. 8 van 25 februari 1943, bericht 569, luidende: “De commissaris van politie te Apeldoorn verzocht opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Willem Wolff.” Joods Monument: “Hij werd ervan verdacht van woonplaats te zijn veranderd zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben. Met deze omschrijving werden joden aangeduid die waren ondergedoken.”
Oudejans: “Het lukt Willem niet om uit de handen van de bezetter te blijven. Dit blijkt uit de dagrapporten van de plaatselijke politie. In de nacht van 29 op 30 maart wordt Willem opgepakt op zijn onderduikadres, de Bas Backerlaan 1. Hij wordt ingesloten op het politiebureau en al de volgende dag door ‘jodenjager’ Johannes Doppenberg en diens collega naar Kamp Westerbork gebracht.” Op 1 april 1943 wordt Willem hier vastgezet, in Barak 66 – “een van de strafbarakken waarin vooral opgepakte onderduikers onder een strenger regime geïnterneerd worden”, weet Oudejans.
Op 6 april wordt Willem Wolff op transport gezet naar Polen, in een trein met 34 wagons waarin zich in totaal 2020 vervolgden bevinden. Op 9 april wordt Willem Wolff vermoord in Sobibor, als 63-jarige.
Jacobus Lob, de echtgenoot van Willems zus Liberta, overleed midden in de oorlog, op 19 februari 1942. De advertentie stond in ‘Het Joodsche Weekblad’, als ‘eenige kennisgeving’. Dit klopt niet, want zijn overlijden werd ook gemeld in het ‘Nieuwsch van den Dag’ en het ‘Algemeen Handelsblad’ van de 20ste. |
Overleefd
Van twee broers van Willem eindigde het leven ook in de oorlog.
Isidore sterft op 18 juni 1940 in Amsterdam, volgens Oudejans “na een kort ziekbed”. Isidore was sinds 12 januari 1911 de echtgenoot van Rosalie Marianne Bottenheim (Amsterdam,27 juni 1882), een dochter van Jacob Wolf Bottenheim, directeur van een stoomspinnerij, en Ellen Wimpfheimer. Isidore was 39 bij de bruiloft en commissionair in effecten, zij 28. Rosalie heeft de Holocaust overleefd. Zij stierf in Renkum op 8 april 1953, in de leeftijd van 70 jaar.
Anton, veehouder van beroep en alleenstaand, is ook tijdens de oorlog in zijn woonplaats Amsterdam overleden, op 1 oktober 1943. Hij is 68 geworden. Anton trouwde op 21 november 1906 in Amsterdam als 31-jarige met de 36-jarige joodse Elisabeth Zeldenrust (Amsterdam, 12 oktober 1882). Zij kregen twee kinderen. De eerste was Robert Hein Wolff (Haarlem, 3 november 1917), die in de Tweede Wereldoorlog op 24 jarige leeftijd is omgebracht in Birkenau, op 18 augustus 1942.
Willy Antoinette Josephine Wolff kwam als tweede ter wereld, op 20 december 1915. Zij heeft de Holocaust overleefd. Zij is, gescheiden van een Leonard van der Velde, overleden op 26 oktober 1965, op 49-jarige leeftijd. Niet alleen Willy is trouwens een overlevende. Ook moeder Elisabeth was het. Zij is in 1946 in Haarlem gaan wonen en in die stad overleden op 8 december 1953, in de leeftijd van 71 jaar.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'