NIEUWS
Waren de Dordtse vrouwen in
De Joodsche Invalide wel joods?
* Nóg eens verpleegd in de Joodsche Invalide
Dit is toch wel vreemd: midden in de oorlog zijn verschillende Dordtenaren in het Amsterdamse ziekenhuis De Joodsche Invalide behandeld voor geslachtsziekten. Documentatie daarover heeft de Dordtse historicus drs. Kees Weltevrede, tevens voorzitter van de lokale werkgroep Stolpersteine, aangetroffen in het Dordtse archief. Hij veronderstelde aanvankelijk dat de desbetreffende Dordtenaren joods waren, maar onderzoek in het bevolkingsregister heeft uitgewezen dat zij een ander geloof hadden. Blijft de vraag waarom zij zich in de bezettingstijd in een joods hospitaal meldden.
![]() |
Het gebouw van De Joodsche Invalide op de hoek van de Nieuwe Achtergracht en het Weesperplein, |
Vergoeden
Het was tijdens een van zijn talrijke bezoeken aan het Regionaal Archief Dordrecht dat Weltevrede op correspondentie stuitte van De Joodsche Invalide aan het gemeentebestuur van Dordrecht. In alle gevallen betrof het jonge vrouwen uit Dordrecht, die in Het Glazen Paleis, zoals het gebouw van De Joodsche Invalide in de volksmond werd genoemd, opgenomen waren geweest. G.E. Aberlé, die de “leider” was van deze instelling, stelde de gemeente ervan in kennis dat de vrouwen opgenomen dan wel ontslagen waren en verzocht soms ook om de kosten van verpleging te vergoeden.
Het verbaasde Weltevrede dat “Dordtse, joodse vrouwen” in Amsterdam werden behandeld voor geslachtsziekten. Hoe dit te plaatsen, vroeg hij zich af. De betrokken zeven vrouwen waren in de meeste gevallen geboren Dordtenaren, een enkeling was in Zwijndrecht ter wereld gekomen, of in Zeeland. Maar al hun woonadressen waren in Dordrecht.
Arbeider
Wie waren het? En waren zij wel joods? In het kort worden hier de voornaamste persoonsgegevens vermeld.
1. Dina Maria van Antwerpen (’s Heer Arendskerke, 30 augustus 1925): zij was op 2 oktober 1943 voor onderzoek of een behandeling opgenomen, en op 15 oktober uit de inrichting ontslagen. Kosten van de verpleging: ƒ 46,20. Dina, dochter van een arbeider van de NS, woonde volgens de rekening van De Joodsche Invalide in de ‘Friezenstraat’, op nummer 20. Dat is ongetwijfeld de Vriesestraat. Haar Dordtse persoonskaart meldt dat Dina gereformeerd (GK) was en vanaf 29 december 1938 met haar ouders, broer en zus in de Richard Holstraat 28 woonde.
2. Slagersdochter Johanna Petronella van der Boor (Dordrecht, 10 juni 1925) werd op 23 november 1943 opgenomen. Zij is rooms-katholiek en woonde met haar ouders, broer en twee zussen in de Steltenstraat, op nummer 6.
3. De schippersknechtdochter Hendrika Johanna Dekker (Dordrecht, 25 oktober 1923) was op diezelfde dag in De Joodsche Invalide “ter onderzoek” opgenomen. Zij heeft drie zussen en een broer. Het rooms-katholieke gezin woonde eerst nog in de Louis Apolstraat op nummer 63 rood, vanaf 13 februari 1931 in Antwerpen.
4. Johanna Elisabeth van Eysden (Dordrecht, 15 juni 1924) was Nederlands Hervormd. Het Staatstoezicht op de Volksgezondheid had ten behoeve van haar “een lastgeving uitgeschreven”, die haar op haar Dordtse adres (Weeshuisstraat 21) was uitgereikt, door de sociaal werkster van het Advies-Bureau voor Geslachtsziektenbestrijding in Dordrecht. Of zij zich wilde laten onderzoeken op geslachtsziekten, was het verzoek. Johanna had de lastgeving genegeerd, reden waarom het Staatstoezicht de commissaris van politie op 26 augustus 1942 verzocht om Johanna naar het Gemeenteziekenhuis over te brengen en ook om haar te verbaliseren. Geslachtsziekten ofwel venerische ziektes kunnen besmettelijk zijn, een behandeling is daarom verplicht.
5. Alida Allegonda Leendertse (Zwijndrecht, 31 maart 1925), dochter van een fabrieksarbeider en in de oorlog wonend op het adres Hellingen 16, was op 13.11.1943 opgenomen in De Joodsche Invalide, en op 1 december ontslagen. Alida was het zesde van de negen kinderen Leendertse. Het Nederlands Hervormde gezin was op 14.8.1930 vanuit Zwijndrecht naar Hoge Bakstraat 9 rood in Dordrecht verhuisd, en op 11 december 1930 weer teruggekeerd naar Zwijndrecht, een kort verblijf.
6. De Nederlands Hervormde Hendrika Bregitta Wilhelmina Metgod (Dordrecht, 7 juni 1918) was van 12 november 1943 tot en met 1 december behandeld in de Invalide. In Dordrecht woonde zij op het adres Singel 144. Het gezin bestond uit drie dochters en een zoon; vader Johannes Antonius Metgod was machinist op een sleepboot. Dit beroep zal de reden zijn dat het woonadres nogal eens wisselde. Na Dordrecht werd het Amsterdam, vervolgens weer Dordrecht en opnieuw Amsterdam, om op 27 december 1935 neer te strijken in de Zwijndrechtse Lindelaan, op nummer 19.
7. De laatste jonge vrouw uit Dordrecht die in de Invalide terechtkwam, was Johanna Popijus (Dordrecht, 28 februari 1908). Johanna woonde in de Bezemerhof, op nummer 5, schreef Aberlé op 25 november 1943 aan het gemeentebestuur van Dordrecht – ƒ 36,30 in rekening brengend voor de behandeling, die had geduurd van 5 tot 15 oktober. Johanna was eerst getrouwd, vanaf 15.7.1926 tot 1943, met Hendrik Pieter den Boer (’s-Gravendeel, 9.1.1904), een stoker op een sleepboot. Met hem kreeg zij een dochter en twee zonen. Hun geloof was eerst NH, later ‘geen’. Na de echtscheiding, officieel per 1 mei 1944, werd Johanna in november van dat jaar de partner van de niet-gelovige fabrieksarbeider Leendert Lorijn (Oud-Beijerland, 30 april 1912).
![]() |
Vier van de rechthoekige formulieren die De Joodsche Invalide naar het gemeentebestuur van Dordrecht stuurde. |
Deportatie
De Joodsche Invalide is volgens de digitale encyclopedie Wikipedia in gebruik geweest tot 1 maart 1943. Op die dag werden 256 personen (verpleegden en personeel) gedeporteerd. “Slechts enkele personen wisten te ontsnappen.” Een groot deel is in Sobibor vermoord, op 13 maart. Het leegstaande gebouw werd intussen door de gemeente Amsterdam “in gebruik genomen als ziekenhuis”.
Voordat de Invalide buiten gebruik werd gesteld, werden vrouwen met geslachtsziektes er nog verplicht behandeld, door joodse artsen. Daarna is de Invalide dus ingericht als ‘Centraal Ziekenhuis’, en ook in deze instelling gingen vrouwen met geslachtziektes erheen voor een behandeling, licht Eric Heijselaar van het Stadsarchief Amsterdam desgevraagd toe. Dit verklaart waarom Dordtse vrouwen in dit ziekenhuis belandden. De patiënten hoefden dus juist niet noodzakelijkerwijs joods te zijn, het was nu een kliniek voor alle gezindten.
In haar vuistdikke Atlas van een bezette stad. Amsterdam 1940-1945 (2019) schrijft Bianca Stigter op pagina 240 hoe het de Invalide vervolgens verging. “In de zomer van 1944 werd de Invalide gesloten. Medicijnen en instrumenten van Joodse artsen die hierheen waren gebracht, werden er deels uit gesmokkeld en kwamen ter beschikking van het verzet. Vervolgens gebruikte de gemeente Amsterdam het gebouw als ‘centraal ziekenhuis’, eerst vooral voor lijders aan geslachtsziekten.
![]() |
Ook deze andersgevormde formulieren van De Joodsche Invalide betreffen in Dordrecht wonende vrouwen. |
Lakens
“Prostituees en andere vrouwen die omgang hadden gehad met Duitse soldaten, werden hier al sinds 1943 behandeld, door Joods personeel. ‘Bij mijn bezoek lagen de patiënten, zo’n 120 tot 150 prostituees, bijna zonder uitzondering in bed. Op de zalen heerste enige orde,’ schreef Medizinalrat Reuter in november in een brief. De ‘madeliefjes’ werden bewaakt door Nederlandse agenten.
“Een politierapport vermeldt dat een van de vrouwen uit het ziekenhuis had geprobeerd te ontsnappen: ‘Om te kunnen ontvluchten had zij tien lakens van verschillende niet in gebruik zijnde bedden aan elkander geknoopt. Een van de knopen is vermoedelijk losgeraakt waardoor zij naar beneden is gestort.’ Deze Paulina Walgreen-Himpers overleed op 30 juli 1944.
“Van september 1944 tot 1 juni 1945 werden in het gebouw ook zieken ondergebracht uit het geëvacueerde sanatorium Heliomare in Wijk aan Zee. Na de bevrijding was het in gebruik als Noodtehuis van Volksherstel. Op 15 juli 1945 is de Invalide weer overgedragen aan de Joodse Gemeente.” Maar die, vult Wikipedia aan, kon de kosten van het pand niet langer opbrengen en droeg het over aan de gemeente. En die verbouwde het kenmerkende, glazen gebouw tot het zogeheten Weesperpleinziekenhuis. In 1979 trok de gemeentelijke gezondheidsdienst GG&GD erin.